Artis, de historie achter de tuin
-
- Laafsekikker (CR)
- Berichten: 4573
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 15:07
- Favoriete dierentuin: 1
Artis, de historie achter de tuin
Nijlpaardje Herman in steen vastgelegd?
Als je in Artis het gorillahuis binnenloopt vanaf de kant van De Volharding (wisenten) sla dan eens meteen linksaf en loop de paar treden op. Dan zie je aan je linkerhand een gevelsteen aan de muur hangen. Dit is zeer vermoedelijk een afbeelding van Herman, geboren in 1865.
Herman was het vieder nijlpaardenjong dat in Artis werd geboren maar had een wereldprimeur door te blijven leven! Het werd met de hand opgevoed en was in die tijd een bron van kennis omdat men nog nooit eerder zo dichtbij een nijlpaard kon zijn.
Van Herman bestaan enkele afbeeldingen maar de bekendste is die waarbij hij staat afgebeeld drinkend uit een bakje. De gevelsteen is vrijwel identiek aan deze tekening en daarom wordt vermoed dat dit dus Herman is.
De gevelsteen werd in 2002 bij toeval gevonden toen men een oude opslagruimte afbrak. Later wist iemand te vertellen dat de gevelsteen vroeger was ingemetseld boven de toegangsdeur naar het nijlpaardenverblijf welke zich destijds bevond in het gebouw van de voormalige rijstpeltmolen Java & Carolina. Dit gebouw stond zich op de plek van het huidige gorilla/nijlpaardenhuis.
Op onderstaande tekening (uit Witkamp, Artis in 20 schetsen, 1875, mijn persoonlijke collectie) zie je het nijlpaardenverblijf. Boven de deur aan de rechterkant hing de steen, echter aan de andere kant van de muur.
De gevelsteen is zo gemaakt dat je hem van onderaf in het juiste perspectief ziet. Dus inderdaad gemaakt om boven een deur te hangen!
Als je in Artis het gorillahuis binnenloopt vanaf de kant van De Volharding (wisenten) sla dan eens meteen linksaf en loop de paar treden op. Dan zie je aan je linkerhand een gevelsteen aan de muur hangen. Dit is zeer vermoedelijk een afbeelding van Herman, geboren in 1865.
Herman was het vieder nijlpaardenjong dat in Artis werd geboren maar had een wereldprimeur door te blijven leven! Het werd met de hand opgevoed en was in die tijd een bron van kennis omdat men nog nooit eerder zo dichtbij een nijlpaard kon zijn.
Van Herman bestaan enkele afbeeldingen maar de bekendste is die waarbij hij staat afgebeeld drinkend uit een bakje. De gevelsteen is vrijwel identiek aan deze tekening en daarom wordt vermoed dat dit dus Herman is.
De gevelsteen werd in 2002 bij toeval gevonden toen men een oude opslagruimte afbrak. Later wist iemand te vertellen dat de gevelsteen vroeger was ingemetseld boven de toegangsdeur naar het nijlpaardenverblijf welke zich destijds bevond in het gebouw van de voormalige rijstpeltmolen Java & Carolina. Dit gebouw stond zich op de plek van het huidige gorilla/nijlpaardenhuis.
Op onderstaande tekening (uit Witkamp, Artis in 20 schetsen, 1875, mijn persoonlijke collectie) zie je het nijlpaardenverblijf. Boven de deur aan de rechterkant hing de steen, echter aan de andere kant van de muur.
De gevelsteen is zo gemaakt dat je hem van onderaf in het juiste perspectief ziet. Dus inderdaad gemaakt om boven een deur te hangen!
Laatst gewijzigd door Laafsekikker op 21 feb 2011, 20:13, 1 keer totaal gewijzigd.
Reden: Edit GG: Gesplitst uit het topic "geschiedkundige weetjes"
Reden: Edit GG: Gesplitst uit het topic "geschiedkundige weetjes"
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
(oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 17 feb 2010
Uit het tijdschrift De Prins der Geillustreerde Bladen (kortweg De Prins genoemd), nr 29, oktober 1910:
Een nog onbekend dier.
Van de heer J.C. Baggelaar te Tak-Tak, een Hollandsche nederzetting op Nieuw-Guinea, heeft Artis een tot nog toe onbekend dier ten geschenke ontvangen. Het behoort tot de zonderlinge groep der mierenegels, die met de vogelbekdieren de laagste zoogdier-orde vormen.
Deze eigenaardige diersoorten, vermoedelijk nog heden ten dage levende overblijfselen van oervormen, vertoonen als grootste merwaardigheid wel de eigenschap, dat ze niet zooals alle zoogdieren, zonder onderscheid, een jong ter wereld brengen, doch evenals vogels en kruipende dieren , een ei leggen, dat door hen in een uit een bijzondere huidplooi gevormden broedbuidel wordt medegedragen en uitgebroed.
De mierenegels zijn dus, evenals de vogelbekdieren, eierleggende zoogdieren; ook zij broeden hun klein rond ei in een buidel uit en zoogen later hun uit het ei geboren jong. de mierenegels ontleenen hun naam aan het feit, dat ze in hoofdzaak van mieren leven en tusschen hunne haren stevige stekels dragen.
Met hun lange, kleverige tong, die in een buisvormig, slechts even aan de voorzijde openend snuitje geborgen ligt, werken ze de mieren behendig naar binnen, evenals de bekende miereneter dit doet.
Ook op aardwormen zijn ze blijkbaar verzot, althans de nieuwe Artis-logé zuigt deze beweeglijke dieren gretig door zijn snuffelend snuitje naar binnen. De directeur van het genootschap is thans bezig de zeldzame aanwinst nader te onderzoeken en als nieuwe of reeds bestaande soort definitief te bepalen.
Bij dit artikel ook nog onderstaande:
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 17 feb 2010
Uit het tijdschrift De Prins der Geillustreerde Bladen (kortweg De Prins genoemd), nr 29, oktober 1910:
Een nog onbekend dier.
Van de heer J.C. Baggelaar te Tak-Tak, een Hollandsche nederzetting op Nieuw-Guinea, heeft Artis een tot nog toe onbekend dier ten geschenke ontvangen. Het behoort tot de zonderlinge groep der mierenegels, die met de vogelbekdieren de laagste zoogdier-orde vormen.
Deze eigenaardige diersoorten, vermoedelijk nog heden ten dage levende overblijfselen van oervormen, vertoonen als grootste merwaardigheid wel de eigenschap, dat ze niet zooals alle zoogdieren, zonder onderscheid, een jong ter wereld brengen, doch evenals vogels en kruipende dieren , een ei leggen, dat door hen in een uit een bijzondere huidplooi gevormden broedbuidel wordt medegedragen en uitgebroed.
De mierenegels zijn dus, evenals de vogelbekdieren, eierleggende zoogdieren; ook zij broeden hun klein rond ei in een buidel uit en zoogen later hun uit het ei geboren jong. de mierenegels ontleenen hun naam aan het feit, dat ze in hoofdzaak van mieren leven en tusschen hunne haren stevige stekels dragen.
Met hun lange, kleverige tong, die in een buisvormig, slechts even aan de voorzijde openend snuitje geborgen ligt, werken ze de mieren behendig naar binnen, evenals de bekende miereneter dit doet.
Ook op aardwormen zijn ze blijkbaar verzot, althans de nieuwe Artis-logé zuigt deze beweeglijke dieren gretig door zijn snuffelend snuitje naar binnen. De directeur van het genootschap is thans bezig de zeldzame aanwinst nader te onderzoeken en als nieuwe of reeds bestaande soort definitief te bepalen.
Bij dit artikel ook nog onderstaande:
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 21 feb 2010
Van deze mierenegel heb ik nog een fraaie foto. Deze staat afgebeeld in het prachtige tweedelige werk "De Dierenwereld van Insulinde" van J. Hendrik van Balen. Op de foto zie je het dier smullen van de wormen waar in bovengenoemd artikel naar wordt verwezen. Ondertussen had meneer Kerbert het dier als "zwartstekelige vachtegel, Proëchidna nigroaculeata" te boek gesteld.
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 21 feb 2010
Van deze mierenegel heb ik nog een fraaie foto. Deze staat afgebeeld in het prachtige tweedelige werk "De Dierenwereld van Insulinde" van J. Hendrik van Balen. Op de foto zie je het dier smullen van de wormen waar in bovengenoemd artikel naar wordt verwezen. Ondertussen had meneer Kerbert het dier als "zwartstekelige vachtegel, Proëchidna nigroaculeata" te boek gesteld.
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 23 feb 2010
Artis was nu niet bepaald alleen rariteitenkabinet. Het was een voortzetting van het gebruik van de 19e eeuwse gegoede burgers om verzamelingen aan te leggen van fossielen, schelpen, opgezette dieren en alleen diegenen die het zich konden veroorloven hielden ook levende (exotische) dieren. Artis vulde een behoefte van mensen die het zich wel konen permiteren maar geen ruimte of tijd hadden om dergelijke verzamelingen aan te leggen. Met de oprichting van het genootschap hadden deze mensen de unieke toegang tot zo'n collectie en dan vooral ook levende dieren want dat was toch een probleem voor de meeste verzamelaars. Alleen als je door de ballotage kwam en over de nodige pecunia bezat om een jaarabonnement te kunnen betalen mag je "meedoen" aan die collectie.
Wat je in die tijd ook ziet is het chauvinisme: laat anderen zien waar jij, jouw land, goed in is. Voor Nederland was dat destijds vanzelfsprekend de koloniën en dan Nederlands-Indië in het bijzonder. Dit kwam tot uitdrukking in de collecties. Allerlei dieren werden vanuit "de Oost" aangevoerd om toch vooral maar in het vaderland te laten zien welke rijkdom we in het verre Indië hadden. Het Belgische Koloniaal Museum in Tervuren is daar ook een goed voorbeeld van.
Meestal worden dierentuinen als voortzetting van reizende menageriën gezien, maar dit is maar deels waar. De negentiende eeuwse dierentuinen ontstonden toch vooral aan de behoefte om je kennis met anderen te delen. Kijk naar Antwerpen, Rotterdam, Den Haag en Amsterdam: naast dieren en planten kwam je daar ook om naar muziek te luisteren, om te socialiseren, je te laten zien. Dat werd in die tijd erg belangrijk gevonden. Een cultureel genootschap is dan de uitgelezen plaats, maar dan wel in de beslotenheid van je eigen "soort". Het plebs werd angstvallig buiten de deur gehouden. Men sloeg destijds een lidmaatschap van Artis vele malen hoger aan dan bijvoorbeeld het bezit van een schilderij van Rembrandt. Bij presentaties werd vaak vermeld "lid van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra". Dan wist iedereen meteen dat je "erbij" hoorde. Bij dat selectieve gezelschap dat zich op de zondagen verpoosden achter de dikke traliehekken van de voor de rest van de wereld afgesloten diergaarde.
Dat het Artis serieus was en dat het meer moest zijn dan een verzameling "rariteiten" komt ook tot uitdrukking in hun Bijdragen tot de Dierkunde. Dit onregelmatig verschenen tijdschrift kreeg al snel een goede naam en vele destijds bekende zoölogen droegen hier aan bij. Het blad bestaat tot op de dag van vandaag en heeft aan kwaliteit niets ingeboet. Dat het nog steeds bestaat sinds 1848 zegt eigenlijk al genoeg.
Het tonen van deze mierenegel past helemaal in de traditie: iemand voert het aan vanuit (Nederlands) Nieuw Guinea, bij aankomst wordt het bestudeerd en al dan niet van een naam voorzien en vervolgens tentoongesteld opdat de leden ervan kunnen kennis nemen. Niet vanuit het oogpunt om maar alles wat los en vast zit te verzamelen maar ook om een bijdrage in de kennis van de natuur om ons heen te leveren. Ik weet niet of hier ook een bijdrage op schrift is gesteld en als artikel ergens in is opgenomen (in de Bijdragen tot de Dierkunde bijvoorbeeld) maar het zou best kunnen. En dan niet zo'n soort artikel als hierboven in De Prins, maar een echt serieus wetenschappelijke bijdrage.
Het in leven houden van al deze exoten is een vak apart. Als je al weet wat de dieren eten dan moet je nog daar aan zien te komen. Er werden dan ook vaak alternatieven aangedragen, zoals de regenwormen bij onze mierenegel. Het verhaal vertelt niet of dit dier zijn dieet goed verteerde. Van Balen merkt in zijn boek op dat Artis het dier hoofdzakelijk met regenwormen voedt en dus mogen we aannemen dat het dier dit de rest van zijn leven heeft gegeten. Jammer dat nergens staat vermeld hoe lang het in Artis heeft geleefd. In een gidsje uit ca 1912 wordt het nergens genoemd, wel een aantal "merkwaardige buideldieren" zoals de boomkangoeroe en de wombat, maar geen mierenegel. En een boekje van A.F.J. Portielje uit 1916 maakts zelfs geen gewag meer van de boomkangoeroe en de wombats.
Overigens hield men destijd rekening met de snelle omlooptijden van de dieren. Ging er eentje dood dan "bestelde" men gewoon een nieuwe. Op mijn website moet je de geschiedenis van de Haagse dierentuin maar eens lezen en dan vooral het stuk over de olifanten. Men keek destijds echt niet op een dier meer of minder. Natuur- en soortbehoud had men nog nauwelijks van gehoord. Olifant dood? Dan halen we toch gewoon een andere uit het oerwoud! Vogeltje dood? Geen nood, handige handelaren speelden daar op in en hun handel kwam uiteraard "versch" uit de rimboe. Dus mocht onze vriend de mierenegel maar een jaartje of zo in Amsterdam hebben geleefd dan liet men geen traan en hoopte men alleen dat er mettertijd een nieuwe kon worden aangevoerd.
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 23 feb 2010
Artis was nu niet bepaald alleen rariteitenkabinet. Het was een voortzetting van het gebruik van de 19e eeuwse gegoede burgers om verzamelingen aan te leggen van fossielen, schelpen, opgezette dieren en alleen diegenen die het zich konden veroorloven hielden ook levende (exotische) dieren. Artis vulde een behoefte van mensen die het zich wel konen permiteren maar geen ruimte of tijd hadden om dergelijke verzamelingen aan te leggen. Met de oprichting van het genootschap hadden deze mensen de unieke toegang tot zo'n collectie en dan vooral ook levende dieren want dat was toch een probleem voor de meeste verzamelaars. Alleen als je door de ballotage kwam en over de nodige pecunia bezat om een jaarabonnement te kunnen betalen mag je "meedoen" aan die collectie.
Wat je in die tijd ook ziet is het chauvinisme: laat anderen zien waar jij, jouw land, goed in is. Voor Nederland was dat destijds vanzelfsprekend de koloniën en dan Nederlands-Indië in het bijzonder. Dit kwam tot uitdrukking in de collecties. Allerlei dieren werden vanuit "de Oost" aangevoerd om toch vooral maar in het vaderland te laten zien welke rijkdom we in het verre Indië hadden. Het Belgische Koloniaal Museum in Tervuren is daar ook een goed voorbeeld van.
Meestal worden dierentuinen als voortzetting van reizende menageriën gezien, maar dit is maar deels waar. De negentiende eeuwse dierentuinen ontstonden toch vooral aan de behoefte om je kennis met anderen te delen. Kijk naar Antwerpen, Rotterdam, Den Haag en Amsterdam: naast dieren en planten kwam je daar ook om naar muziek te luisteren, om te socialiseren, je te laten zien. Dat werd in die tijd erg belangrijk gevonden. Een cultureel genootschap is dan de uitgelezen plaats, maar dan wel in de beslotenheid van je eigen "soort". Het plebs werd angstvallig buiten de deur gehouden. Men sloeg destijds een lidmaatschap van Artis vele malen hoger aan dan bijvoorbeeld het bezit van een schilderij van Rembrandt. Bij presentaties werd vaak vermeld "lid van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra". Dan wist iedereen meteen dat je "erbij" hoorde. Bij dat selectieve gezelschap dat zich op de zondagen verpoosden achter de dikke traliehekken van de voor de rest van de wereld afgesloten diergaarde.
Dat het Artis serieus was en dat het meer moest zijn dan een verzameling "rariteiten" komt ook tot uitdrukking in hun Bijdragen tot de Dierkunde. Dit onregelmatig verschenen tijdschrift kreeg al snel een goede naam en vele destijds bekende zoölogen droegen hier aan bij. Het blad bestaat tot op de dag van vandaag en heeft aan kwaliteit niets ingeboet. Dat het nog steeds bestaat sinds 1848 zegt eigenlijk al genoeg.
Het tonen van deze mierenegel past helemaal in de traditie: iemand voert het aan vanuit (Nederlands) Nieuw Guinea, bij aankomst wordt het bestudeerd en al dan niet van een naam voorzien en vervolgens tentoongesteld opdat de leden ervan kunnen kennis nemen. Niet vanuit het oogpunt om maar alles wat los en vast zit te verzamelen maar ook om een bijdrage in de kennis van de natuur om ons heen te leveren. Ik weet niet of hier ook een bijdrage op schrift is gesteld en als artikel ergens in is opgenomen (in de Bijdragen tot de Dierkunde bijvoorbeeld) maar het zou best kunnen. En dan niet zo'n soort artikel als hierboven in De Prins, maar een echt serieus wetenschappelijke bijdrage.
Het in leven houden van al deze exoten is een vak apart. Als je al weet wat de dieren eten dan moet je nog daar aan zien te komen. Er werden dan ook vaak alternatieven aangedragen, zoals de regenwormen bij onze mierenegel. Het verhaal vertelt niet of dit dier zijn dieet goed verteerde. Van Balen merkt in zijn boek op dat Artis het dier hoofdzakelijk met regenwormen voedt en dus mogen we aannemen dat het dier dit de rest van zijn leven heeft gegeten. Jammer dat nergens staat vermeld hoe lang het in Artis heeft geleefd. In een gidsje uit ca 1912 wordt het nergens genoemd, wel een aantal "merkwaardige buideldieren" zoals de boomkangoeroe en de wombat, maar geen mierenegel. En een boekje van A.F.J. Portielje uit 1916 maakts zelfs geen gewag meer van de boomkangoeroe en de wombats.
Overigens hield men destijd rekening met de snelle omlooptijden van de dieren. Ging er eentje dood dan "bestelde" men gewoon een nieuwe. Op mijn website moet je de geschiedenis van de Haagse dierentuin maar eens lezen en dan vooral het stuk over de olifanten. Men keek destijds echt niet op een dier meer of minder. Natuur- en soortbehoud had men nog nauwelijks van gehoord. Olifant dood? Dan halen we toch gewoon een andere uit het oerwoud! Vogeltje dood? Geen nood, handige handelaren speelden daar op in en hun handel kwam uiteraard "versch" uit de rimboe. Dus mocht onze vriend de mierenegel maar een jaartje of zo in Amsterdam hebben geleefd dan liet men geen traan en hoopte men alleen dat er mettertijd een nieuwe kon worden aangevoerd.
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 1 maart 2010
De Reuzensalamander
Zuchtend van bewondering stonden de Japanners in het zachte licht van het zoetwaterbassin. “Het is ongelofelijk,” zeiden zij wel voor de honderdste maal. “Werkelijk ongelofelijk.”
Maar het was belangrijk genoeg geweest om de verre reis van Tokio naar Amsterdam te ondernemen. En nu stonden zij dan op een rustige herfstdag van het jaar 1903 voor het vochtige verblijf van Megalobatrachus maximus, de reuzensalamander.
Hún reuzensalamander. Was het niet de beroemde professor Sasaki geweest, die de eiersnoeren van dit hoogst merkwaardige dier het eerst ontdekt had in de bergstroompjes van de Iga en de Ise? En hadden Sasaki en zijn geleerde collega Ishikawa niet verteld dat een volwassen exemplaar – zeer waarschijnlijk het wijfje – zich in de onmiddellijke nabijheid van de eieren ophield?
En nu beweerden zij hier in Amsterdam dat de bewaking en verzorging van het kostbare broed niet door het wijfje maar door het mannetje werd verricht. Van zoölogisch standpunt bezien een ontdekking van de eerste orde. Maar de observaties van dr. Kerbert en de zijnen lieten geen mogelijkheid tot twijfel. In de nacht van negentien op twintig september had het vrouwelijke dier haar eieren afgezet. Onmiddellijk daarna was het in een donker hoekje van het bassin weggekropen, waarna haar echtgenoot de zorg voor zijn aanstaande nakomelingen met ongekende felheid op zich had genomen.
Eerbiedig staarden de geleerden uit het land van de rijzende zon naar het met wratten bedekte monster, hun “Sanshouwo” die in het begin van de negentiende eeuw door Phil. Franz von Siebold was ontdekt en zich nu voor het eerst in gevangenschap had voortgeplant. Het unieke gebeuren werd een wereldsensatie. Dr. Kerbert gloeide van trots en in stilte dankte hij de Amsterdamse boekhandelaar Westerman voor zijn initiatief, de gemeenteraad voor haar medewerking en de Engelsman W. Alford Lloyd voor de uitvinding van het circulatiesysteem.
[De laatste zin slaat op het tot stand komen van de plannen voor de bouw van het Aquarium. G.P.]
Uit: Panorama nr 46, november 1957 over het 75-jarig bestaan van het Aquarium van Artis.
(Wordt vervolgd)
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 1 maart 2010
De Reuzensalamander
Zuchtend van bewondering stonden de Japanners in het zachte licht van het zoetwaterbassin. “Het is ongelofelijk,” zeiden zij wel voor de honderdste maal. “Werkelijk ongelofelijk.”
Maar het was belangrijk genoeg geweest om de verre reis van Tokio naar Amsterdam te ondernemen. En nu stonden zij dan op een rustige herfstdag van het jaar 1903 voor het vochtige verblijf van Megalobatrachus maximus, de reuzensalamander.
Hún reuzensalamander. Was het niet de beroemde professor Sasaki geweest, die de eiersnoeren van dit hoogst merkwaardige dier het eerst ontdekt had in de bergstroompjes van de Iga en de Ise? En hadden Sasaki en zijn geleerde collega Ishikawa niet verteld dat een volwassen exemplaar – zeer waarschijnlijk het wijfje – zich in de onmiddellijke nabijheid van de eieren ophield?
En nu beweerden zij hier in Amsterdam dat de bewaking en verzorging van het kostbare broed niet door het wijfje maar door het mannetje werd verricht. Van zoölogisch standpunt bezien een ontdekking van de eerste orde. Maar de observaties van dr. Kerbert en de zijnen lieten geen mogelijkheid tot twijfel. In de nacht van negentien op twintig september had het vrouwelijke dier haar eieren afgezet. Onmiddellijk daarna was het in een donker hoekje van het bassin weggekropen, waarna haar echtgenoot de zorg voor zijn aanstaande nakomelingen met ongekende felheid op zich had genomen.
Eerbiedig staarden de geleerden uit het land van de rijzende zon naar het met wratten bedekte monster, hun “Sanshouwo” die in het begin van de negentiende eeuw door Phil. Franz von Siebold was ontdekt en zich nu voor het eerst in gevangenschap had voortgeplant. Het unieke gebeuren werd een wereldsensatie. Dr. Kerbert gloeide van trots en in stilte dankte hij de Amsterdamse boekhandelaar Westerman voor zijn initiatief, de gemeenteraad voor haar medewerking en de Engelsman W. Alford Lloyd voor de uitvinding van het circulatiesysteem.
[De laatste zin slaat op het tot stand komen van de plannen voor de bouw van het Aquarium. G.P.]
Uit: Panorama nr 46, november 1957 over het 75-jarig bestaan van het Aquarium van Artis.
(Wordt vervolgd)
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 02 maart 2010
Opa Sterlet
Een van de vissen, die in hoge mate tot de roem van het Amsterdamse aquarium heeft bijgedragen, is ongetwijfeld de sterlet geweest.
Deze aan de steur verwante vissoort die vooral in de Wolga voorkomt, behoorde tot de lievelingsgerechten van de toenmalige Russische groten en mocht in geen geval worden uitgevoerd.
Dit was dan ook de reden van het ontbreken van de sterlet in het Amsterdamse aquarium, vertelde dr. Kerbert aan de heer Prochoroff uit Sint Petersburg, die in 1883 een bezoek aan het aquarium bracht. De Rus zei niets, maar op de derde november arriveerde een zending van zes jonge sterlets met de complimenten van de heer Prochoroff die, zoals later bleek, een incognito reizende Russische grootvorst was!
Vijf jaren later was er van de vorstelijke gave nog één exemplaar in leven.
Die zal het ook wel niet lang meer maken, dacht men in Artis. Oostenrijkse onderzoekers hadden immers verkondigd, dat sterlets het in gevangenschap hoogstens zes of zeven jaren uithouden.
Maar toen de zeven jaren om waren, zwom de inmiddels volwassen geworden sterlet nog monter door zijn bassin. Toen hij tien jaar oud was, wreef men zich in Amsterdam vergenoegd in de handen. En nogmaals tien jaren later begon men het min of meer vanzelfsprekend te vinden, dat de sterlet bleef leven.
Hij was intussen een meter lang geworden en werd door de jongere oppassers amicaal “Opa Sterlet” genoemd.
Wijsgerig zwom hij zijn rondjes. Hij werd zó mak, dat hij zijn kop boven water uitstak om zijn voedsel in ontvangst te nemen. Hij overleefde de eerste en ook de tweede wereldoorlog. En net toen men zich opmaakte om op bescheiden wijze het zeventigjarig bestaan van het aquarium te vieren, werd opa ziek. Het bericht ging als een lopend vuurtje door Amsterdam en er ging geen dag voorbij of de een of andere dierenvriend stelde telefonisch de vraag: “Hoe gaat het met Opa Sterlet?”
Het ging slecht. Opa kon niet meer rechtop liggen of zwemmen. Men bond hem een stukje ijzer onder de buik, want een vis, die ondersteboven in het water hangt, is de dood nabij. Nog enkele maanden heeft de taaie opa het uitgehouden. In juli 1953, op enkele maanden na zeventig jaren na zijn vertrek uit de verre Wolga, pompten zijn kiewen voor het laatst.
Uit: Panorama nr 46, november 1957 over het 75-jarig bestaan van het Aquarium van Artis.
Wordt vervolgd?
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 02 maart 2010
Opa Sterlet
Een van de vissen, die in hoge mate tot de roem van het Amsterdamse aquarium heeft bijgedragen, is ongetwijfeld de sterlet geweest.
Deze aan de steur verwante vissoort die vooral in de Wolga voorkomt, behoorde tot de lievelingsgerechten van de toenmalige Russische groten en mocht in geen geval worden uitgevoerd.
Dit was dan ook de reden van het ontbreken van de sterlet in het Amsterdamse aquarium, vertelde dr. Kerbert aan de heer Prochoroff uit Sint Petersburg, die in 1883 een bezoek aan het aquarium bracht. De Rus zei niets, maar op de derde november arriveerde een zending van zes jonge sterlets met de complimenten van de heer Prochoroff die, zoals later bleek, een incognito reizende Russische grootvorst was!
Vijf jaren later was er van de vorstelijke gave nog één exemplaar in leven.
Die zal het ook wel niet lang meer maken, dacht men in Artis. Oostenrijkse onderzoekers hadden immers verkondigd, dat sterlets het in gevangenschap hoogstens zes of zeven jaren uithouden.
Maar toen de zeven jaren om waren, zwom de inmiddels volwassen geworden sterlet nog monter door zijn bassin. Toen hij tien jaar oud was, wreef men zich in Amsterdam vergenoegd in de handen. En nogmaals tien jaren later begon men het min of meer vanzelfsprekend te vinden, dat de sterlet bleef leven.
Hij was intussen een meter lang geworden en werd door de jongere oppassers amicaal “Opa Sterlet” genoemd.
Wijsgerig zwom hij zijn rondjes. Hij werd zó mak, dat hij zijn kop boven water uitstak om zijn voedsel in ontvangst te nemen. Hij overleefde de eerste en ook de tweede wereldoorlog. En net toen men zich opmaakte om op bescheiden wijze het zeventigjarig bestaan van het aquarium te vieren, werd opa ziek. Het bericht ging als een lopend vuurtje door Amsterdam en er ging geen dag voorbij of de een of andere dierenvriend stelde telefonisch de vraag: “Hoe gaat het met Opa Sterlet?”
Het ging slecht. Opa kon niet meer rechtop liggen of zwemmen. Men bond hem een stukje ijzer onder de buik, want een vis, die ondersteboven in het water hangt, is de dood nabij. Nog enkele maanden heeft de taaie opa het uitgehouden. In juli 1953, op enkele maanden na zeventig jaren na zijn vertrek uit de verre Wolga, pompten zijn kiewen voor het laatst.
Uit: Panorama nr 46, november 1957 over het 75-jarig bestaan van het Aquarium van Artis.
Wordt vervolgd?
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 03 maart 2010
En dan... de visjes naar Artis
Toen het aquarium er eenmaal stond, moesten de bassins ook met levende zeedieren worden bevolkt. Tegenwoordig wordt de aanvoer van nieuwe vis verzorgd door gespecialiseerde importeurs, die over de hele wereld hun agenten hebben die op hun beurt weer met plaatselijke vissers in contact staan.
Dr. Kerbert, die het aquarium zo succesvol door de eerste kinderziekten hielp, was echter aangewezen op de hulp van onze vaderlandse zeevissers. En het werd hem al gauw duidelijk dat deze stoere lieden zeer moeilijk waren over te halen zeedieren te verzamelen, die in hun ogen volkomen waardeloos waren.
Het overbrengen van de in zee gevangen vis, die meestal in IJmuiden en Nieuwediep werd aangevoerd, was evenmin gemakkelijk. Dr. Kerbert die in zijn aquarium natuurlijk haringen wilde hebben, kreeg de ene teleurstelling na de andere te verwerken.
“Op de veertiende maart 1883 werden vanuit Nieuwediep honderd haringen verstuurd,” schreef hij, “Bij aankomst in Amsterdam waren zij alle dood. Twee dagen later werd de proef herhaald met nog eens eenendertig haringen. De zes overlevenden, die in het bassin konden worden overgebracht, stierven op de achttiende.”
“Haringen zijn in dat opzicht buitengewoon kwetsbare vissen,” verzekerde een jonge bioloog ons. “Een haring, die maar even boven water komt, is ten dode opgeschreven. De schubben laten los, het dier wordt ziek en sterft onherroepelijk. In samenwerking met het laboratorium voor vergelijkende fysiologie in Utrecht hebben wij nu een andere vangmethode ontwikkeld. De haring wordt in een nylon net gevangen en onder water in een transportfles geschept. Wij zijn nu in staat een schooltje haringen drie en een half jaar in leven te houden.”
Het beweeglijke zilveren schooltje, dat nu in het grote bassin rondzwemt, wordt door een extra-hekje tegen de nieuwsgierigheid van het publiek beschermd. De dieren zijn bijzonder schrikachtig en lopen voortdurend gevaar tegen de ruiten te botsen en zichzelf te beschadigen. Boven hun bassins brandt ook altijd een nachtpitje, zodat zij ook in het donker nog iets kunnen zien.
In vroeger tijden kon men het beleven dat bij de aanvoer van buitenlandse vissen een eigenaardige concurrentiestrijd ontbrandde tussen de verschillende spoorwegmaatschappijen. Het ongeschonden overbrengen van voor Artis bestemde vissen werd een erezaak en op 18 augustus van het jaar 1884 deelde de directie van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij in een missive mede, dat de vissen op al haar lijnen met de exprestreinen van de maatschappij zouden worden vervoerd.
Uit: Panorama nr 46, november 1957 over het 75-jarig bestaan van het Aquarium van Artis.
Wordt vervolgd...
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 03 maart 2010
En dan... de visjes naar Artis
Toen het aquarium er eenmaal stond, moesten de bassins ook met levende zeedieren worden bevolkt. Tegenwoordig wordt de aanvoer van nieuwe vis verzorgd door gespecialiseerde importeurs, die over de hele wereld hun agenten hebben die op hun beurt weer met plaatselijke vissers in contact staan.
Dr. Kerbert, die het aquarium zo succesvol door de eerste kinderziekten hielp, was echter aangewezen op de hulp van onze vaderlandse zeevissers. En het werd hem al gauw duidelijk dat deze stoere lieden zeer moeilijk waren over te halen zeedieren te verzamelen, die in hun ogen volkomen waardeloos waren.
Het overbrengen van de in zee gevangen vis, die meestal in IJmuiden en Nieuwediep werd aangevoerd, was evenmin gemakkelijk. Dr. Kerbert die in zijn aquarium natuurlijk haringen wilde hebben, kreeg de ene teleurstelling na de andere te verwerken.
“Op de veertiende maart 1883 werden vanuit Nieuwediep honderd haringen verstuurd,” schreef hij, “Bij aankomst in Amsterdam waren zij alle dood. Twee dagen later werd de proef herhaald met nog eens eenendertig haringen. De zes overlevenden, die in het bassin konden worden overgebracht, stierven op de achttiende.”
“Haringen zijn in dat opzicht buitengewoon kwetsbare vissen,” verzekerde een jonge bioloog ons. “Een haring, die maar even boven water komt, is ten dode opgeschreven. De schubben laten los, het dier wordt ziek en sterft onherroepelijk. In samenwerking met het laboratorium voor vergelijkende fysiologie in Utrecht hebben wij nu een andere vangmethode ontwikkeld. De haring wordt in een nylon net gevangen en onder water in een transportfles geschept. Wij zijn nu in staat een schooltje haringen drie en een half jaar in leven te houden.”
Het beweeglijke zilveren schooltje, dat nu in het grote bassin rondzwemt, wordt door een extra-hekje tegen de nieuwsgierigheid van het publiek beschermd. De dieren zijn bijzonder schrikachtig en lopen voortdurend gevaar tegen de ruiten te botsen en zichzelf te beschadigen. Boven hun bassins brandt ook altijd een nachtpitje, zodat zij ook in het donker nog iets kunnen zien.
In vroeger tijden kon men het beleven dat bij de aanvoer van buitenlandse vissen een eigenaardige concurrentiestrijd ontbrandde tussen de verschillende spoorwegmaatschappijen. Het ongeschonden overbrengen van voor Artis bestemde vissen werd een erezaak en op 18 augustus van het jaar 1884 deelde de directie van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij in een missive mede, dat de vissen op al haar lijnen met de exprestreinen van de maatschappij zouden worden vervoerd.
Uit: Panorama nr 46, november 1957 over het 75-jarig bestaan van het Aquarium van Artis.
Wordt vervolgd...
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 08 maart 2010
We hadden het hier eerder over de langverwachte verbouwing van het Groote Museum. Onderstaand prentje uit 1878 toont de oorspronkelijke situatie van het exterieur zoals die in de huidige plannen weer terugkomt. We zien dit prentje vanuit de flamingovijver. We kijken tegen de zijgevel van de Koningszaal. Het Groote Museum bevindt zich op de eerste verdieping. Op de achtergrond zijn nog juist de bestuurs- en ledenlokalen zichtbaar. Het gedeelte voor deze gebouwen wordt straks het Kennisplein.
(losse prent uit onbekend tijdschrift)
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 08 maart 2010
We hadden het hier eerder over de langverwachte verbouwing van het Groote Museum. Onderstaand prentje uit 1878 toont de oorspronkelijke situatie van het exterieur zoals die in de huidige plannen weer terugkomt. We zien dit prentje vanuit de flamingovijver. We kijken tegen de zijgevel van de Koningszaal. Het Groote Museum bevindt zich op de eerste verdieping. Op de achtergrond zijn nog juist de bestuurs- en ledenlokalen zichtbaar. Het gedeelte voor deze gebouwen wordt straks het Kennisplein.
(losse prent uit onbekend tijdschrift)
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 29 maart 2010
Op de plek waar nu de voormalige directeurswoning staat, stond vroeger het Museum van Land en Volkenkunde, ookwel Ethnographisch Museum genoemd.
Het was een gebouw met een opvallende trappartij welke destijds uitkwam in de tuin en was oorspronkelijk voor de Societeit Amicitia gebouwd en op 30 maart 1859 door Artis gekocht. Op 1 december 1861 werd het museum geopend. Maar wegens groot succes moest het museum, dat door giften almaar uitdijde, reeds in 1888 verplaatst worden naar een nieuw onderkomen in het gebouw "De Volharding" dat juist vanaf de grond opnieuw was opgetrokken (op de begane grond de runderstallen en op de eerste verdieping het Ethnographisch Museum).
Het oude gebouw ging dienst doen als verblijfplaats voor de Cercopithecidae: apen uit de Nieuwe Wereld. In 1897 werd het gesloopt om plaats te maken voor de door architect Jacob F. Klinkhamer ontworpen directeurswoning.
Voor diegenen die het nog niet helemaal kunnen plaatsen. Als je denkbeeldig een groot grasveld aan de linkerzijde van het gebouw voor je ziet en je plaatst daar twee grote betonnen dino's op, dan snap je ongeveer waar het gebouw stond en waar nu de voormalige directeurswoning staat. Rechts van het oude gebouw bevonden en bevinden zich nog steeds twee woninkjes en daar weer naast de Artis Bibliotheek. Recht tegenover het gebouw wonen nu de rode panda's. Feitelijk kijken we tegen de achterzijde aan, de voorzijde keek uit op de Plantage Middenlaan, maar toen het bij Artis kwam werd de ingang uiteraard verplaatst naar de (dieren)tuinzijde.
Uit: Jaarboekje 1866
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 29 maart 2010
Op de plek waar nu de voormalige directeurswoning staat, stond vroeger het Museum van Land en Volkenkunde, ookwel Ethnographisch Museum genoemd.
Het was een gebouw met een opvallende trappartij welke destijds uitkwam in de tuin en was oorspronkelijk voor de Societeit Amicitia gebouwd en op 30 maart 1859 door Artis gekocht. Op 1 december 1861 werd het museum geopend. Maar wegens groot succes moest het museum, dat door giften almaar uitdijde, reeds in 1888 verplaatst worden naar een nieuw onderkomen in het gebouw "De Volharding" dat juist vanaf de grond opnieuw was opgetrokken (op de begane grond de runderstallen en op de eerste verdieping het Ethnographisch Museum).
Het oude gebouw ging dienst doen als verblijfplaats voor de Cercopithecidae: apen uit de Nieuwe Wereld. In 1897 werd het gesloopt om plaats te maken voor de door architect Jacob F. Klinkhamer ontworpen directeurswoning.
Voor diegenen die het nog niet helemaal kunnen plaatsen. Als je denkbeeldig een groot grasveld aan de linkerzijde van het gebouw voor je ziet en je plaatst daar twee grote betonnen dino's op, dan snap je ongeveer waar het gebouw stond en waar nu de voormalige directeurswoning staat. Rechts van het oude gebouw bevonden en bevinden zich nog steeds twee woninkjes en daar weer naast de Artis Bibliotheek. Recht tegenover het gebouw wonen nu de rode panda's. Feitelijk kijken we tegen de achterzijde aan, de voorzijde keek uit op de Plantage Middenlaan, maar toen het bij Artis kwam werd de ingang uiteraard verplaatst naar de (dieren)tuinzijde.
Uit: Jaarboekje 1866
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 31 maart 2010
Men maakte vroeger echt werk van een verblijf. Tenminste als je het vanuit het standpunt van de mens bekijkt. Hieronder de "vischotters" op een prentje uit 1862. Let op de afmetingen, de ottertjes hadden een rond badje omzoomd door een smalle rand grond. De kooi zelf is fraai uitgevoerd en bekroond met een heuse tuinvaas met een plant erin. Merk op dat van de vijf zichtbare bezoekers geen van allen naar de dieren kijken! Het jongetje rechts lijkt eerder strak voor zich uit te kijken - dus langs het verblijf, terwijl zijn moeder en zusje druk met elkaar aan het klessebessen zijn. De twee figuurtjes links kijken ook strak voor zich uit.
Dit verblijfje stond waarschijnlijk op de plek waar zich nu het Kleinezoogdierenhuis bevindt.
Rond 1860 werden er drie otters geboren en aan de zorgen van een oppasser toevertrouwd. Otters zijn erg makkelijk te temmen en het trio volgde de oppasser overal waar hij maar ging, maar hij vergat ze te leren zwemmen. Tot ze tenslotte in hun verblijf werden gestopt bij een ouder exemplaar bleek dat de drie jonge otters het water niet in durfden en derhalve maar wat rondjes liepen rondom de vijver.
Visotters - ookwel gewoon otters genoemd - waren in die tijd in Nederland overigens een zeldzaamheid geworden als gevolg van de jacht op deze dieren. De reden was dat ze de vissen in meren en rivieren opaten en dat zinde de mensen niet die in diezelfde wateren op diezelfde vissen visten.
De eerste otters kwamen in 1840 naar Artis.
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 31 maart 2010
Men maakte vroeger echt werk van een verblijf. Tenminste als je het vanuit het standpunt van de mens bekijkt. Hieronder de "vischotters" op een prentje uit 1862. Let op de afmetingen, de ottertjes hadden een rond badje omzoomd door een smalle rand grond. De kooi zelf is fraai uitgevoerd en bekroond met een heuse tuinvaas met een plant erin. Merk op dat van de vijf zichtbare bezoekers geen van allen naar de dieren kijken! Het jongetje rechts lijkt eerder strak voor zich uit te kijken - dus langs het verblijf, terwijl zijn moeder en zusje druk met elkaar aan het klessebessen zijn. De twee figuurtjes links kijken ook strak voor zich uit.
Dit verblijfje stond waarschijnlijk op de plek waar zich nu het Kleinezoogdierenhuis bevindt.
Rond 1860 werden er drie otters geboren en aan de zorgen van een oppasser toevertrouwd. Otters zijn erg makkelijk te temmen en het trio volgde de oppasser overal waar hij maar ging, maar hij vergat ze te leren zwemmen. Tot ze tenslotte in hun verblijf werden gestopt bij een ouder exemplaar bleek dat de drie jonge otters het water niet in durfden en derhalve maar wat rondjes liepen rondom de vijver.
Visotters - ookwel gewoon otters genoemd - waren in die tijd in Nederland overigens een zeldzaamheid geworden als gevolg van de jacht op deze dieren. De reden was dat ze de vissen in meren en rivieren opaten en dat zinde de mensen niet die in diezelfde wateren op diezelfde vissen visten.
De eerste otters kwamen in 1840 naar Artis.
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 06 April 2010
Het tijdschrift Het Leven (1906-1941) was beroemd om zijn prachtige fotoreportages. Ook Artis ontkwam niet aan de fotograaf van dit met recht "geillustreerde" blad. Hieronder een exemplaar van dinsdag 18 september 1917 met 21 foto's waarvan ik er 20 heb gescand. Foto nummer 21 besloeg twee pagina's en was te groot voor de scanner. Het is een prachtige closeup van een tijgerkop.
Daar waar mogelijk zal ik wat achtergrondinfo leveren. We beginnen bij de olifantjes, maar eerst de voorpagina:
Zoals gezegd, de olifanten. Op de foto 1 zien we een mooi overzicht van een deel van de buitenverblijven, waarvan de grootste in het midden en dat is het verblijf waar je een vrouwelijke olifant kunstjes ziet doen. Dit deed zij overigens in 1917 niet meer want ze werd nukkig en gevaarlijk voor de verzorgers.
Voor een beter beeld van het volledige verblijf hierbij een tekening (ja, ook weer door mij elektronisch gefiguurzaagd). Kenners van het huidige binnenverblijf herkennen de indeling wel want dat is niet meer gewijzigd sinds eind 19e eeuw het magazijn annex paardenstal en melkerij werd verbouwd tot "dikhuidengebouw". De stal met daarachter het bassin was oorspronkelijk voor de neushoorn bestemd. In 1918 kregen de olifanten in het buitenverblijf links tegen het gebouw een buitenbad en ik neem aan dat toen de neushoorn(s) niet meer aanwezig was(waren). Je ziet in het midden het "grote" buitenverblijf welke op de foto goed herkenbaar is.
Op foto 2 zien we hoe de verzorger veilig buiten de hekken blijft terwijl het publiek de dieren kon voeren. Speciaal daarvoor werden er "apennootjes" verkocht (zie volgende foto) door venters die uiteraard buiten de hekken moesten blijven terwijl enkele "jongeheren" wat lekkers voor de dieren kopen.
Terug naar de olifanten waar we een prachtige stier zien die braaf doet wat de verzorgers hem verteld. Dit zou Bringing moeten zijn, een stier die in 1907 door de sultan van Assahan werd geschonken.
En het publiek genoot zichtbaar:
En dan gaan we naar de roofdierengalerij. Op onderstaande foto zien we de situatie voor de grote verbouwing eind jaren '20. Ter verduidelijking een plattegrondje uit 1858 daaronder. Op deze tekening zie je van boven naar beneden de verzorgersgang, daaronder de kleine nachtverblijfjes, daaronder de iets grotere dagverblijven en daar weer onder de lange galerij voor het publiek. Zo, dan weet je nu ook waarom het gebouw nog steeds roofdierengalerij heet. Eind jaren '20 werd deze galerij bij de dierenverblijven aangetrokken en sindsdien moet het publiek buiten het gebouw blijven. Als je in Artis bent kijk dan maar eens goed, je kan nog steeds de sporen zien van de oorspronkelijke dagverblijven en de latere uitbreiding. Het dak werd bij die gelegenheid overigens volledig vernieuwd en het gebouw van zijn fraaie gevels en versieringen ontdaan.
De twee zijvleugels zijn lange tijd als olifantennachtverblijven in gebruik geweest. Lijkt mij voor een olifant helemaal geweldig om naast een stel leeuwen en tijgers te slapen. De olifanten hadden overdag een buitenverblijf elders in het park waar nu het voormalige hoefdierengebouw staat (tegenwoordig wonen daar o.a. de lama's en reuzenmiereneters). En daarmee zijn we weer terug bij de olifanten!
Wordt vervolgd...
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 06 April 2010
Het tijdschrift Het Leven (1906-1941) was beroemd om zijn prachtige fotoreportages. Ook Artis ontkwam niet aan de fotograaf van dit met recht "geillustreerde" blad. Hieronder een exemplaar van dinsdag 18 september 1917 met 21 foto's waarvan ik er 20 heb gescand. Foto nummer 21 besloeg twee pagina's en was te groot voor de scanner. Het is een prachtige closeup van een tijgerkop.
Daar waar mogelijk zal ik wat achtergrondinfo leveren. We beginnen bij de olifantjes, maar eerst de voorpagina:
Zoals gezegd, de olifanten. Op de foto 1 zien we een mooi overzicht van een deel van de buitenverblijven, waarvan de grootste in het midden en dat is het verblijf waar je een vrouwelijke olifant kunstjes ziet doen. Dit deed zij overigens in 1917 niet meer want ze werd nukkig en gevaarlijk voor de verzorgers.
Voor een beter beeld van het volledige verblijf hierbij een tekening (ja, ook weer door mij elektronisch gefiguurzaagd). Kenners van het huidige binnenverblijf herkennen de indeling wel want dat is niet meer gewijzigd sinds eind 19e eeuw het magazijn annex paardenstal en melkerij werd verbouwd tot "dikhuidengebouw". De stal met daarachter het bassin was oorspronkelijk voor de neushoorn bestemd. In 1918 kregen de olifanten in het buitenverblijf links tegen het gebouw een buitenbad en ik neem aan dat toen de neushoorn(s) niet meer aanwezig was(waren). Je ziet in het midden het "grote" buitenverblijf welke op de foto goed herkenbaar is.
Op foto 2 zien we hoe de verzorger veilig buiten de hekken blijft terwijl het publiek de dieren kon voeren. Speciaal daarvoor werden er "apennootjes" verkocht (zie volgende foto) door venters die uiteraard buiten de hekken moesten blijven terwijl enkele "jongeheren" wat lekkers voor de dieren kopen.
Terug naar de olifanten waar we een prachtige stier zien die braaf doet wat de verzorgers hem verteld. Dit zou Bringing moeten zijn, een stier die in 1907 door de sultan van Assahan werd geschonken.
En het publiek genoot zichtbaar:
En dan gaan we naar de roofdierengalerij. Op onderstaande foto zien we de situatie voor de grote verbouwing eind jaren '20. Ter verduidelijking een plattegrondje uit 1858 daaronder. Op deze tekening zie je van boven naar beneden de verzorgersgang, daaronder de kleine nachtverblijfjes, daaronder de iets grotere dagverblijven en daar weer onder de lange galerij voor het publiek. Zo, dan weet je nu ook waarom het gebouw nog steeds roofdierengalerij heet. Eind jaren '20 werd deze galerij bij de dierenverblijven aangetrokken en sindsdien moet het publiek buiten het gebouw blijven. Als je in Artis bent kijk dan maar eens goed, je kan nog steeds de sporen zien van de oorspronkelijke dagverblijven en de latere uitbreiding. Het dak werd bij die gelegenheid overigens volledig vernieuwd en het gebouw van zijn fraaie gevels en versieringen ontdaan.
De twee zijvleugels zijn lange tijd als olifantennachtverblijven in gebruik geweest. Lijkt mij voor een olifant helemaal geweldig om naast een stel leeuwen en tijgers te slapen. De olifanten hadden overdag een buitenverblijf elders in het park waar nu het voormalige hoefdierengebouw staat (tegenwoordig wonen daar o.a. de lama's en reuzenmiereneters). En daarmee zijn we weer terug bij de olifanten!
Wordt vervolgd...
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 09 April 2010
In 1876 trok Abraham Salm, zoon van de architect Gerlof B. Salm, en zelf ook begenadigd architect, naar Antwerpen om in de Zoo aldaar een schets te maken van het zeeleeuwenverblijf. Deze schets diende als voorbeeld voor het te bouwen zeeleeuwenverblijf in Artis. Het verblijf werd in 1877 gerealiseerd ongeveer op de plek waar nu ook het zeeleeuwenverblijf is.
Het verblijf bestond uit een niervormig bad van ca 13 meter lang en 7 meter breed en 2 meter diep, omgeven door een verharde strook van ca 2 meter. Aan één zijde was een "rots" waarvanaf de dieren konden duiken. Daaronder waren de binnenverblijven gevestigd met twee kleine badjes.
Op onderstaande foto is links de "rots" te zien met de "duikplank" en daaronder de ingang naar de binnenverblijven. Aan weerskanten van de "rots" was een hellingbaan waar de dieren naar boven konden schuifelen. Let op de zeemeeuw rechts op de rand van het bad, hij hoopt op een visje...
De gebouwen op de achtergrond zijn de dienstgebouwen die hedentendage nog altijd bestaan en waarin in één ervan de EAZA is gevestigd.
Tegenover de zeeleeuwen was een groot gazon waar het publiek zich vermaakte. Op de achtergrond rechts zien we het nijlpaardengebouw op dezelfde plaats waar later het huidige nijlpaarden/gorilla-gebouw is neergezet. Tussen het nijlpaardengbouw en het gazon op de foto bevond zich nog een ander verblijf maar ik heb nog niet helemaal kunnen achterhalen welke dat was. Je ziet de mensen voor een hek staan kijken.
En als we het over nijlpaarden hebben dan moeten we ook even een foto daarvan laten zien:
Op de plaats van het huidige Kleine Zoogdierenhuis stond tot in de jaren 60 het "Berenpaleis" ookwel berenburcht genoemd. Waarom dat was zie je op de tekening: het gebouw is zeer robuust uitgevoerd en lijkt inderdaad wel bedoeld om een onneembare kasteel te zijn. In het ronde verblijf woonden de ijsberen.
Wordt vervolgd...
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 09 April 2010
In 1876 trok Abraham Salm, zoon van de architect Gerlof B. Salm, en zelf ook begenadigd architect, naar Antwerpen om in de Zoo aldaar een schets te maken van het zeeleeuwenverblijf. Deze schets diende als voorbeeld voor het te bouwen zeeleeuwenverblijf in Artis. Het verblijf werd in 1877 gerealiseerd ongeveer op de plek waar nu ook het zeeleeuwenverblijf is.
Het verblijf bestond uit een niervormig bad van ca 13 meter lang en 7 meter breed en 2 meter diep, omgeven door een verharde strook van ca 2 meter. Aan één zijde was een "rots" waarvanaf de dieren konden duiken. Daaronder waren de binnenverblijven gevestigd met twee kleine badjes.
Op onderstaande foto is links de "rots" te zien met de "duikplank" en daaronder de ingang naar de binnenverblijven. Aan weerskanten van de "rots" was een hellingbaan waar de dieren naar boven konden schuifelen. Let op de zeemeeuw rechts op de rand van het bad, hij hoopt op een visje...
De gebouwen op de achtergrond zijn de dienstgebouwen die hedentendage nog altijd bestaan en waarin in één ervan de EAZA is gevestigd.
Tegenover de zeeleeuwen was een groot gazon waar het publiek zich vermaakte. Op de achtergrond rechts zien we het nijlpaardengebouw op dezelfde plaats waar later het huidige nijlpaarden/gorilla-gebouw is neergezet. Tussen het nijlpaardengbouw en het gazon op de foto bevond zich nog een ander verblijf maar ik heb nog niet helemaal kunnen achterhalen welke dat was. Je ziet de mensen voor een hek staan kijken.
En als we het over nijlpaarden hebben dan moeten we ook even een foto daarvan laten zien:
Op de plaats van het huidige Kleine Zoogdierenhuis stond tot in de jaren 60 het "Berenpaleis" ookwel berenburcht genoemd. Waarom dat was zie je op de tekening: het gebouw is zeer robuust uitgevoerd en lijkt inderdaad wel bedoeld om een onneembare kasteel te zijn. In het ronde verblijf woonden de ijsberen.
Wordt vervolgd...
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 10 April 2010
Tegenover de Roofdierengalerij, aan de overzijde van de Hollandse Tuin bevonden zich tot 1896 oude gammele berenhokken (nog afkomstig van de menagerie van Van Aken) en het Knaagdierenhuis (het oude "buiten" Lusthof). Die oude berenhokken moesten worden vervangen door een nieuw verblijf en daartoe werd het Berenpaleis ontworpen. De oude hokken alsmede het knaagdierenhuis werden daarvoor gesloopt.
In 1897 werd het nieuwe berenhuis in gebruik genomen en bevatte niet alleen kooien voor beren maar ook de wolven en hyena's werden er in ondergebracht.
Hieronder een foto uit 1919. Het veld voor het gebouw is de Hollandse Tuin. De fotograaf stond met zijn rug naar de Roofdierengalerij. Duidelijk herkenbaar is het ronde ijsberenverblijf in het midden met links en rechts de toegangsdeuren tot de verzorgersgang en daar weer naast de buitenkooien van andere beren, de wolven en hyena's.
Nog even een detail van een plattegrond uit 1872 waarop de oude berenhokken te zien zijn (rechthoekig gebouwtje rechts) en de oude Lusthof die later als knaagdierenhuis was ingericht - op deze tekening zien we nog het ronde buitenverblijf van de flamingo's. Helemaal links is het otterverblijf te zien welke ik hier eerder al noemde. De bovenkant van dit plaatje is de rand van de Hollandse Tuin. Zoals gezegd bevindt zich nu op deze plek het Kleine Zoogdierenhuis.
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 10 April 2010
Tegenover de Roofdierengalerij, aan de overzijde van de Hollandse Tuin bevonden zich tot 1896 oude gammele berenhokken (nog afkomstig van de menagerie van Van Aken) en het Knaagdierenhuis (het oude "buiten" Lusthof). Die oude berenhokken moesten worden vervangen door een nieuw verblijf en daartoe werd het Berenpaleis ontworpen. De oude hokken alsmede het knaagdierenhuis werden daarvoor gesloopt.
In 1897 werd het nieuwe berenhuis in gebruik genomen en bevatte niet alleen kooien voor beren maar ook de wolven en hyena's werden er in ondergebracht.
Hieronder een foto uit 1919. Het veld voor het gebouw is de Hollandse Tuin. De fotograaf stond met zijn rug naar de Roofdierengalerij. Duidelijk herkenbaar is het ronde ijsberenverblijf in het midden met links en rechts de toegangsdeuren tot de verzorgersgang en daar weer naast de buitenkooien van andere beren, de wolven en hyena's.
Nog even een detail van een plattegrond uit 1872 waarop de oude berenhokken te zien zijn (rechthoekig gebouwtje rechts) en de oude Lusthof die later als knaagdierenhuis was ingericht - op deze tekening zien we nog het ronde buitenverblijf van de flamingo's. Helemaal links is het otterverblijf te zien welke ik hier eerder al noemde. De bovenkant van dit plaatje is de rand van de Hollandse Tuin. Zoals gezegd bevindt zich nu op deze plek het Kleine Zoogdierenhuis.
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 12 April 2010
We keren weer terug naar Het Leven uit 1917:
Prins Hendrik (echtgenoot van koningin Wilhelmina) schonk na een reis door Zwitserland een stel alpenmarmotten.
Onder de Artis Bibliotheek bevonden zich jarenlang de stallen van o.a. de zebra's. Op onderstaande foto zie je de kleine perkjes welke voor het gebouw waren aangelegd. Ieder perk had zijn eigen toegangsdeur in het gebouw. Je kan die voormalige staldeuren nu nog heel goed herkennen zoals je op een recente foto kan zien.
Een beetje van de hak op de tak; we gaan naar de giraffen alwaar we Aloela aantreffen. Deze giraf was een geschenk van het Bestuur van Artis, niet onaardig als je bedenkt dat giraffen toen krankzinnig duur waren. Het giraffenhuis is weliswaar grondig ver- en herbouwd maar is qua architectuur en opzet nog altijd hetzelfde als het oorspronkelijke gebouw uit 1863 en geeft goed de negentiende eeuwse sfeer weer. Hieronder ook een moderne foto van de achterzijde van het giraffenhuis.
De "papegaaien-juf", een oud vrouwelijk lid die bijna iedere dag de papegaaien kwam voeren.
Ik heb van haar ook nog een andere foto uit de Katholieke Illustratie uit 1927:
En wordt weer vervolgd..
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 12 April 2010
We keren weer terug naar Het Leven uit 1917:
Prins Hendrik (echtgenoot van koningin Wilhelmina) schonk na een reis door Zwitserland een stel alpenmarmotten.
Onder de Artis Bibliotheek bevonden zich jarenlang de stallen van o.a. de zebra's. Op onderstaande foto zie je de kleine perkjes welke voor het gebouw waren aangelegd. Ieder perk had zijn eigen toegangsdeur in het gebouw. Je kan die voormalige staldeuren nu nog heel goed herkennen zoals je op een recente foto kan zien.
Een beetje van de hak op de tak; we gaan naar de giraffen alwaar we Aloela aantreffen. Deze giraf was een geschenk van het Bestuur van Artis, niet onaardig als je bedenkt dat giraffen toen krankzinnig duur waren. Het giraffenhuis is weliswaar grondig ver- en herbouwd maar is qua architectuur en opzet nog altijd hetzelfde als het oorspronkelijke gebouw uit 1863 en geeft goed de negentiende eeuwse sfeer weer. Hieronder ook een moderne foto van de achterzijde van het giraffenhuis.
De "papegaaien-juf", een oud vrouwelijk lid die bijna iedere dag de papegaaien kwam voeren.
Ik heb van haar ook nog een andere foto uit de Katholieke Illustratie uit 1927:
En wordt weer vervolgd..
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 18 April 2010
We sluiten de serie van Het Leven af met enkele portretjes:
En deze "tijgerkat"
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 18 April 2010
We sluiten de serie van Het Leven af met enkele portretjes:
En deze "tijgerkat"
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 1 mei 2010
De in 1939 aangekochte olifant Jack was een beetje een lastpost. Zo ontsnapte hij keer op keer en vernielde voortdurend zijn woning. Na de zoveelste ontsnapping besloot men het dier te doden. Maar hoe leg je een olifant om? Dat viel nog niet mee. In een krantenartikel van 10 augustus 1849 (Leidsche Courant) las ik het volgende:
"Amsterdam, 7 Augustus.
Pruisisch zuur = blauwzuur
Dat moet een heel gedoe zijn geweest en de arme Jack moet ongetwijfeld veel geleden hebben.
Jack staat tegenwoordig nog altijd in Artis en tot een paar jaar geleden kon je hem nog fatsoenlijk op de foto krijgen. Nu staat hij in een grote glazen kooi samen met nog vele andere skeletten.
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 1 mei 2010
De in 1939 aangekochte olifant Jack was een beetje een lastpost. Zo ontsnapte hij keer op keer en vernielde voortdurend zijn woning. Na de zoveelste ontsnapping besloot men het dier te doden. Maar hoe leg je een olifant om? Dat viel nog niet mee. In een krantenartikel van 10 augustus 1849 (Leidsche Courant) las ik het volgende:
"Amsterdam, 7 Augustus.
Rottenkruid = rattenkruid = arsenik = arsenicumDe reusachtige olifant in de diergaarde van het Zoölogisch genootschap Natura Artis Magistra is, nadat vroegere pogingen om hem door rottenkruid en Pruisisch zuur te dooden, mislukt waren heden in den vroege ochtend door een welbestuurd geweervuur moeten doodgeschoten worden. De herhaling zijner vlagen der zogenaamde bronswoede en het afrukken der beugels, waarmede het dier in zijn hok bevestigd was, hebben dezen maatregel noodzakelijk gemaakt."
Pruisisch zuur = blauwzuur
Dat moet een heel gedoe zijn geweest en de arme Jack moet ongetwijfeld veel geleden hebben.
Jack staat tegenwoordig nog altijd in Artis en tot een paar jaar geleden kon je hem nog fatsoenlijk op de foto krijgen. Nu staat hij in een grote glazen kooi samen met nog vele andere skeletten.
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 4 mei 2010
In het kader van de herdenking van 4 mei en de viering van 5 mei in Nederland komen er altijd weer vele verhalen uit de Tweede Wereldoorlog naar boven. Voormalig Artis directeur Maarten Frankenhuis verzamelde tien haar lang allerlei verhalen over deze oorlog en dan vooral gericht op Artis. Onderstaand artikel stond vandaag in NRC Handelsblad.
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 4 mei 2010
In het kader van de herdenking van 4 mei en de viering van 5 mei in Nederland komen er altijd weer vele verhalen uit de Tweede Wereldoorlog naar boven. Voormalig Artis directeur Maarten Frankenhuis verzamelde tien haar lang allerlei verhalen over deze oorlog en dan vooral gericht op Artis. Onderstaand artikel stond vandaag in NRC Handelsblad.
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 9 mei 2010
Op Goede Vrijdag, 14 april 1911 werd het nieuwe Vogelhuis geopend. Dit gebouw was ter vervanging van het oude vogelhuis waar tevens jarenlang de reptielen waren ondergebracht alsmede een viskwekerij. Met de opening van het nieuwe reptielenhuis in 1909 kon men het oude vogelhuis onder handen nemen. Het oude gebouw werd gesloopt op de funderingen na, daar bouwde men het nieuwe gebouw op, zodat deze hetzelfde grondplan kreeg als het oude gebouw. Aan de buitenkant verrezen grote kooien en aan de binnenzijde met glas afgeschermde binnenverblijven. Voor het publiek was er een brede gang dwars door het gebouw aangekleed met bankjes en palmbomen. Destijds kon je aan de linkerzijde het gebouw weer uitlopen. Deze uitgang is nu gesloten en zit er op de plek van de deuren die destijds toegang gaven tot de vestibule een terrarium.
Eerst even een tekening van het oude uit 1852 stammende gebouw. Merk de fraaie neogotische pinakels van het middengedeelte op! Voor enkele loopvogelsoorten waren een zestal kleine buitenkooitjes aangebracht.
Op de plattegrond zien we de situatie in 1919. Er zijn toen een paar losse kooien midden in de brede gang geplaatst en twee ronde kooien op de hoeken van het vooruit springende gedeelte. Deze kooien zijn later weer verwijderd. In het middengedeelte zien we in de bovenste kooien de ara's en de kaketoes. Een aantal van deze vogels werden 's morgens naar de papegaaienlaan gebracht en soms mochten de bezoekers, meestal kinderen, daarbij helpen.
Onderstaande foto's komen uit De Prins van 15 april 1911 en tonen het interieur en exterieur. Op de eerste foto zie je het middelste gedeelte met links het iets vooruit springende verblijf. Op de tweede foto zien we de grote middelste buitenkooi helemaal links. Bij A zien we het Apenhuis en bij B het Reptielenhuis met insectuarium. De fotograaf stond op de plek waar nu het Planetarium staat.
Het Vogelhuis zal net als het Apenhuis ook worden gerenoveerd en hopelijk komen dan de oude vliegkooien weer terug.
Hier nog een foto van 22 april 1911 uit de Katholieke Illustratie. Deze toont het ara- en kaketoeverblijf.
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 9 mei 2010
Op Goede Vrijdag, 14 april 1911 werd het nieuwe Vogelhuis geopend. Dit gebouw was ter vervanging van het oude vogelhuis waar tevens jarenlang de reptielen waren ondergebracht alsmede een viskwekerij. Met de opening van het nieuwe reptielenhuis in 1909 kon men het oude vogelhuis onder handen nemen. Het oude gebouw werd gesloopt op de funderingen na, daar bouwde men het nieuwe gebouw op, zodat deze hetzelfde grondplan kreeg als het oude gebouw. Aan de buitenkant verrezen grote kooien en aan de binnenzijde met glas afgeschermde binnenverblijven. Voor het publiek was er een brede gang dwars door het gebouw aangekleed met bankjes en palmbomen. Destijds kon je aan de linkerzijde het gebouw weer uitlopen. Deze uitgang is nu gesloten en zit er op de plek van de deuren die destijds toegang gaven tot de vestibule een terrarium.
Eerst even een tekening van het oude uit 1852 stammende gebouw. Merk de fraaie neogotische pinakels van het middengedeelte op! Voor enkele loopvogelsoorten waren een zestal kleine buitenkooitjes aangebracht.
Op de plattegrond zien we de situatie in 1919. Er zijn toen een paar losse kooien midden in de brede gang geplaatst en twee ronde kooien op de hoeken van het vooruit springende gedeelte. Deze kooien zijn later weer verwijderd. In het middengedeelte zien we in de bovenste kooien de ara's en de kaketoes. Een aantal van deze vogels werden 's morgens naar de papegaaienlaan gebracht en soms mochten de bezoekers, meestal kinderen, daarbij helpen.
Onderstaande foto's komen uit De Prins van 15 april 1911 en tonen het interieur en exterieur. Op de eerste foto zie je het middelste gedeelte met links het iets vooruit springende verblijf. Op de tweede foto zien we de grote middelste buitenkooi helemaal links. Bij A zien we het Apenhuis en bij B het Reptielenhuis met insectuarium. De fotograaf stond op de plek waar nu het Planetarium staat.
Het Vogelhuis zal net als het Apenhuis ook worden gerenoveerd en hopelijk komen dan de oude vliegkooien weer terug.
Hier nog een foto van 22 april 1911 uit de Katholieke Illustratie. Deze toont het ara- en kaketoeverblijf.
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 06 juni 2010
Nogmaals Jack
In 1849 was Nederland een klein beetje wereldnieuws met het neerschieten van de olifant in Artis. Buitenlandse kranten schreven hierover en namen elkaars berichten over. Hierdoor kon het gebeuren dat er steeds een iets andere wending aan het verhaal werd gegeven en op het laatst zou er dan het volgende zijn gebeurt: een compleet regiment infanterie zou zijn uitgerukt met drie stukken veldgeschut. Daarna zou er koelbloedig op de olifant zijn geschoten die door niet minder dan 20 kanonkogels en 200 geweerkogels werd geraakt en uiteindelijk daardoor het loodje hebben gelegd. Dit verhaal kwam in de Utrechtsche Courant terecht en dat noopte dhr Westerman, directeur van Artis, om het ware verhaal op te schrijven:
[17 augustus 1849]
In de Nederlander of Nieuwe Utrechtsche Courant van heden, wordt een verhaal, omtrent den dood van den Olifant, overgenomen uit het J. d. Débats, waar in goeden ernst wordt medegedeeld, dat onze arme Jack door twintig kanon- en tweehonderd geweerkogels werd doodgeschoten. Ik had mij liefst, ingevolge uwe uitnodiging, daartoe vergenoegd als nadere bijzonderheden omtrent het afmaken van den Olifant, een uittreksel in uwe kolommen overgenomen te zien uit het rapport van de Hoogleeraren W. Vrolik en J.L.C. Schroeder van der Kolk, nopens de ontleding van het kolossale dier aan het bestuur des genootschaps medegedeeld. Genoemd artikel spoort mij echter aan, u met de ware toedragt der zaak bekend te maken en u uit te noodigen hiervan een gepast gebruik te maken.
Op 7 Aug. waren tegen 7 ure des morgens door mij eenige geleerden, wier voorlichting ik omtrent eene doeltreffende vergiftiging van den Olifant verzocht had, uitgenoodigd om de proeven, die als resultaat hunner beraadslagingen waren voorgesteld, in hunne tegenwoordigheid te nemen.
In den avond van 6 Aug. had intusschen de Olifant zich van zijnen laatsten kluister losgerukt, waardoor het gevaar niet gering werd verhoogd van bij eenen nieuwen aanval van woede rampen te zien plaats hebben, waarvan reeds in zoo vele diergaarden de treurige voorbeelden bestonden. Ik verliet van dit oogenblik af den tuin niet meer en bezigde den nacht met alle voorzorgen te nemen en een, naar mijn inzien, toereikend getal vuurwapens te doen laden, terwijl ik het personeel in de diergaarde liet vernachten.
Ten einde het gevaar te vermijden, door een ongelukkig schot voorbijgangers te treffen, was het noodzakelijk, het plan om den Olifant door geweervuur af te maken (daar de uitslag eener vergiftiging om meer dan eene reden zeer twijfelachtig moest worden beschouwd) vroeg in den morgen te doen plaats grijpen. Aan de hoeken van elke laan, welke naar den tuin leidt, plaatste ik eenen wachter, ten einde de voorbijgangers aan te raden eenen anderen weg te nemen en liet evenzoo van eene verhevene plaats acht geven, dat geene bewoner der belendende percelen in het hagchelijk oogenblik in hunne tuinen kwamen.
Ten vier ure wapende ik zes oppassers met door bekwame hand geladen buksen, waarvan twee met tinnen kogels voorzien waren. op den buitenwand der diergaarde schetste ik den omtrek van den Olifant, en wees hun de plaats aan, welke als mikpunt moest worden gekozen, en de rigting die de kogel nemen moest, indien het dier doodelijk zoude worden getroffen. Ik nam nu zelf mijne buks ter hand, en plaatste mij met mijnen broeder, die zich, uit belangstelling voor mij met zijne buks gewapend, ten vier ure aan den tuin bevond en vier der oppassers voor het hok van den Olifant, terwijl zijn laatste oppasser hem door toereiken van voeder in eene mij gunstig voorkomende houding trachtte te brengen; op het gegeven teeken drongen zes kogels in het ligchaam van het dier; een ontzettende kreet werd door hem uitgestooten en gaf mij dadelijk de zekerheid, dat het een of meer der onzen gelukt was doodelijk te treffen; met wankelende schreden liep het dier naar het einde van zijn gevangenis, ontving in het terugkeerende nog drie kogels en zeeg ineen, zonder dat zijn val eenig gedruisch veroorzaakte; ten einde den dood van het arme dier te verhaasten, ging ik in den stal en hield het eene kleine spons in ac. pruss. gedoopt op het linker oog, waarna spoedig alle teekenen van leven ophielden. De geheele handeling duurde naauwelijks vijf minuten en vond in tegenwoordigheid van de HH. d’Ailly, Dr. van der Schroeff, Boumeester en Rooseboom plaats.
Bii ontleding is gebleken, dat een der tinnen kogels langs den wand der regter harkamer, welke hij gedeeltelijk verscheurde, de longslagader doorboorde, in den long gedrongen en daarin terug gevonden is; een der looden kogels ging door een der klapvliezen van de groote slagader, doorboorde haren wand en werd platgedrukt terug gevonden tegen de binnenvlakte van het schouderblad.
Opmerkelijk blijft het, dat het dier, na zulk eene doodelijke verwonding, nog eenige natuurlijke beweging heeft kunnen maken en niet plotseling is neder gestort; de verklaring van deze bijzonderheid ligt buiten mijn bestek. Genoeg zij het voor dit oogenblik, het publiek met de waarheid van het gebeurde bekend te maken, en hierdoor alle onnaauwkeurige berigten hare waarde te ontnemen.
G.F. Westerman,
Directeur van het Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra
Tot zover het relaas over de dood van Jack. Met dit verhaal in mijn achterhoofd ging ik afgelopen vrijdag in Artis kijken of ik in het skelet van Jack ook inderdaad iets van een beschadiging aan de binnenkant van het schouderblad kon zien. Maar helaas heeft men de tentoonstelling weer eens gewijzigd en staan er nu slechts een hoop opgezette dieren. Jack staat nu ergens in opslag...
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 06 juni 2010
Nogmaals Jack
In 1849 was Nederland een klein beetje wereldnieuws met het neerschieten van de olifant in Artis. Buitenlandse kranten schreven hierover en namen elkaars berichten over. Hierdoor kon het gebeuren dat er steeds een iets andere wending aan het verhaal werd gegeven en op het laatst zou er dan het volgende zijn gebeurt: een compleet regiment infanterie zou zijn uitgerukt met drie stukken veldgeschut. Daarna zou er koelbloedig op de olifant zijn geschoten die door niet minder dan 20 kanonkogels en 200 geweerkogels werd geraakt en uiteindelijk daardoor het loodje hebben gelegd. Dit verhaal kwam in de Utrechtsche Courant terecht en dat noopte dhr Westerman, directeur van Artis, om het ware verhaal op te schrijven:
[17 augustus 1849]
In de Nederlander of Nieuwe Utrechtsche Courant van heden, wordt een verhaal, omtrent den dood van den Olifant, overgenomen uit het J. d. Débats, waar in goeden ernst wordt medegedeeld, dat onze arme Jack door twintig kanon- en tweehonderd geweerkogels werd doodgeschoten. Ik had mij liefst, ingevolge uwe uitnodiging, daartoe vergenoegd als nadere bijzonderheden omtrent het afmaken van den Olifant, een uittreksel in uwe kolommen overgenomen te zien uit het rapport van de Hoogleeraren W. Vrolik en J.L.C. Schroeder van der Kolk, nopens de ontleding van het kolossale dier aan het bestuur des genootschaps medegedeeld. Genoemd artikel spoort mij echter aan, u met de ware toedragt der zaak bekend te maken en u uit te noodigen hiervan een gepast gebruik te maken.
Op 7 Aug. waren tegen 7 ure des morgens door mij eenige geleerden, wier voorlichting ik omtrent eene doeltreffende vergiftiging van den Olifant verzocht had, uitgenoodigd om de proeven, die als resultaat hunner beraadslagingen waren voorgesteld, in hunne tegenwoordigheid te nemen.
In den avond van 6 Aug. had intusschen de Olifant zich van zijnen laatsten kluister losgerukt, waardoor het gevaar niet gering werd verhoogd van bij eenen nieuwen aanval van woede rampen te zien plaats hebben, waarvan reeds in zoo vele diergaarden de treurige voorbeelden bestonden. Ik verliet van dit oogenblik af den tuin niet meer en bezigde den nacht met alle voorzorgen te nemen en een, naar mijn inzien, toereikend getal vuurwapens te doen laden, terwijl ik het personeel in de diergaarde liet vernachten.
Ten einde het gevaar te vermijden, door een ongelukkig schot voorbijgangers te treffen, was het noodzakelijk, het plan om den Olifant door geweervuur af te maken (daar de uitslag eener vergiftiging om meer dan eene reden zeer twijfelachtig moest worden beschouwd) vroeg in den morgen te doen plaats grijpen. Aan de hoeken van elke laan, welke naar den tuin leidt, plaatste ik eenen wachter, ten einde de voorbijgangers aan te raden eenen anderen weg te nemen en liet evenzoo van eene verhevene plaats acht geven, dat geene bewoner der belendende percelen in het hagchelijk oogenblik in hunne tuinen kwamen.
Ten vier ure wapende ik zes oppassers met door bekwame hand geladen buksen, waarvan twee met tinnen kogels voorzien waren. op den buitenwand der diergaarde schetste ik den omtrek van den Olifant, en wees hun de plaats aan, welke als mikpunt moest worden gekozen, en de rigting die de kogel nemen moest, indien het dier doodelijk zoude worden getroffen. Ik nam nu zelf mijne buks ter hand, en plaatste mij met mijnen broeder, die zich, uit belangstelling voor mij met zijne buks gewapend, ten vier ure aan den tuin bevond en vier der oppassers voor het hok van den Olifant, terwijl zijn laatste oppasser hem door toereiken van voeder in eene mij gunstig voorkomende houding trachtte te brengen; op het gegeven teeken drongen zes kogels in het ligchaam van het dier; een ontzettende kreet werd door hem uitgestooten en gaf mij dadelijk de zekerheid, dat het een of meer der onzen gelukt was doodelijk te treffen; met wankelende schreden liep het dier naar het einde van zijn gevangenis, ontving in het terugkeerende nog drie kogels en zeeg ineen, zonder dat zijn val eenig gedruisch veroorzaakte; ten einde den dood van het arme dier te verhaasten, ging ik in den stal en hield het eene kleine spons in ac. pruss. gedoopt op het linker oog, waarna spoedig alle teekenen van leven ophielden. De geheele handeling duurde naauwelijks vijf minuten en vond in tegenwoordigheid van de HH. d’Ailly, Dr. van der Schroeff, Boumeester en Rooseboom plaats.
Bii ontleding is gebleken, dat een der tinnen kogels langs den wand der regter harkamer, welke hij gedeeltelijk verscheurde, de longslagader doorboorde, in den long gedrongen en daarin terug gevonden is; een der looden kogels ging door een der klapvliezen van de groote slagader, doorboorde haren wand en werd platgedrukt terug gevonden tegen de binnenvlakte van het schouderblad.
Opmerkelijk blijft het, dat het dier, na zulk eene doodelijke verwonding, nog eenige natuurlijke beweging heeft kunnen maken en niet plotseling is neder gestort; de verklaring van deze bijzonderheid ligt buiten mijn bestek. Genoeg zij het voor dit oogenblik, het publiek met de waarheid van het gebeurde bekend te maken, en hierdoor alle onnaauwkeurige berigten hare waarde te ontnemen.
G.F. Westerman,
Directeur van het Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra
Tot zover het relaas over de dood van Jack. Met dit verhaal in mijn achterhoofd ging ik afgelopen vrijdag in Artis kijken of ik in het skelet van Jack ook inderdaad iets van een beschadiging aan de binnenkant van het schouderblad kon zien. Maar helaas heeft men de tentoonstelling weer eens gewijzigd en staan er nu slechts een hoop opgezette dieren. Jack staat nu ergens in opslag...
- Laafsekikker
- Fictieve account
- Berichten: 4075
- Lid geworden op: 11 nov 2010, 22:22
- Favoriete dierentuin: Elke dierentuin
- Locatie: Het forum
- Contacteer:
Re: (oude forum) Artis, de historie achter de tuin
Nota Laafsekikker
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 20juni 2010
Op de plaats waar nu het Aquarium staat was vroeger een pleintje. aan dit pleintje stonden tot ca 1880 een rijtje krakkemikkige gebouwtjes. Ze bevatten hoofdzakelijk uitspanningen, een theater en andere zaken die je leven (vooral als man) konden veraangenamen: de dames van plezier. Onderstaande twee foto's laten het rijtje helemaal zien. Het gebouw rechts op de eerste foto zie je op de tweede foto helemaal links.
Op de eerste foto is links het koffiehuis annex danszaal "Zomerzorg" te zien. Dit is de hoek Plantage Middenlaan / Plantage Badlaan. Dit stukje Plantage Badlaan is ook door Artis gekocht. Als je voor de ingang van het Aquarium staat en je zou vandaar in recht lijn naar het gebouw De Volharding lopen (gierenverblijven) dan loop je over de oude Badlaan.
De tweede foto laat het "Zomer Theater" zien op de hoek bij de Lijnbaansgracht. Links van het theater nog enkele "uitspanningen". Het het geheel ziet er verwaarloosd uit en met de sloop is er dan ook weinig verloren gegaan.
Beide foto's stammen uit 1873 en werden in 1963 in De Panorama gepubliceerd. Mijn exemplaren komen uit genoemd tijdschrift.
Deze post is afkomstig van het oude forum, waar deze door Gerald geplaatst werd op 20juni 2010
Op de plaats waar nu het Aquarium staat was vroeger een pleintje. aan dit pleintje stonden tot ca 1880 een rijtje krakkemikkige gebouwtjes. Ze bevatten hoofdzakelijk uitspanningen, een theater en andere zaken die je leven (vooral als man) konden veraangenamen: de dames van plezier. Onderstaande twee foto's laten het rijtje helemaal zien. Het gebouw rechts op de eerste foto zie je op de tweede foto helemaal links.
Op de eerste foto is links het koffiehuis annex danszaal "Zomerzorg" te zien. Dit is de hoek Plantage Middenlaan / Plantage Badlaan. Dit stukje Plantage Badlaan is ook door Artis gekocht. Als je voor de ingang van het Aquarium staat en je zou vandaar in recht lijn naar het gebouw De Volharding lopen (gierenverblijven) dan loop je over de oude Badlaan.
De tweede foto laat het "Zomer Theater" zien op de hoek bij de Lijnbaansgracht. Links van het theater nog enkele "uitspanningen". Het het geheel ziet er verwaarloosd uit en met de sloop is er dan ook weinig verloren gegaan.
Beide foto's stammen uit 1873 en werden in 1963 in De Panorama gepubliceerd. Mijn exemplaren komen uit genoemd tijdschrift.