Voor veel mensen is de definitie van natuur een gebied zoals het zou zijn zonder enige invloed van de mens. Het beeld dat ze bij 'natuur' hebben is een systeem in evenwicht met een overvloed aan soorten. Dit is echter niet realistisch.
Na de laatste ijstijd en het smelten van de ijskap is er ruimte vrijgekomen in West-Europa en een aantal soorten heeft hun niche zodanig kunnen aanpassen zodat ze die ruimte hebben koloniseren. De moderne westerse mens was vanaf dan al één van die soorten. Doorheen de tijd heeft onze soort zich zodanig weten aan te passen dat we in dit gebied succesvol werden. We hadden hierbij het geluk dat we bij de evolutie van onze soort die voorafging aan deze periode van kolonisatie een aantal nuttige tools hadden meegekregen die het ons het aanpassen aan de nieuwe omstandigheden een pak makkelijker gemaakt hebben, zoals de eigenschap dat we qua voedsel niet al te kieskeurig zijn, dat we rechtop lopen, flexibele duim, grote hersenen, communicatie, ... Een aantal andere soorten waren genetisch minder geschikt om deze aanpassing succesvol door te voeren door een gebrek aan flexibiliteit in voedingspatroon, of ... Of hebben simpelweg nooit de kans gekregen door een geografische barrière of ...
Mijn punt is natuur is geen vast begrip, het is constant in beweging door een groot aantal soorten die er elk op zich naar streven om succesvol te worden, dit doen ze door zich zo goed mogelijk aan te passen aan de heersende omstandigheden. Klimaat is een belangrijke beperkende factor die die graduele evolutie van de natuur stuwt, maar zeker niet de enige, andere zijn beperkte voedingsstoffen, licht, ondergrond, reliëf, hoogteligging, .... Evenwicht kan pas na een lange race tussen de verschillende soorten benaderd worden. Door zich zo snel mogelijk aan te passen aan de steeds veranderende omstandigheden kan het door sommige soorten op een bepaald punt in de tijd benaderd worden. Soorten die zich best aanpassen nemen automatisch ook bepaalde zaken weg van andere soorten zoals voedingsstoffen, licht,... waardoor deze ofwel verdrongen worden uit het gebied of indien dit hun enige verspreidingsgebied was, uitsterven. Aanpassing en groei zijn twee factoren die elke soort drijven, het resultaat van deze twee is evolutie.
Een evenwichtssituatie is trouwens nooit de situatie met de grootste soortenrijkdom, eerder een situatie waarin een vrij beperkt aantal soorten overheersen in een bepaald gebied. De soorten die zich tijdens de evolutionaire wedloop het best hebben weten aan te passen aan de heersende omstandigheden en de andere soorten steeds een stapje voorgebleven zijn.
Dus ons beeld van de natuur is niet de evenwichtssituatie, waarin een beperkt aantal soorten overheersen, maar eerder een situatie waarin de evolutionaire wedloop nog aan de gang is. Om deze situatie in stand te houden is een constante reset nodig door de mens, waardoor het dus per definitie geen natuur meer is.